Covid heeft in veel opzichten de discussie aangewakkerd over hoe we in de toekomst willen leven. Lockdown-maatregelen hebben laten zien hoe minder congestie en geluid de kwaliteit van leven positief beïnvloeden, en hoe het stadsbeeld verandert met meer openbare ruimte voor voetgangers, fietsen, caféterrassen, enz. Experts zijn het erover eens dat de burger centraal moet komen te staan en dat de straatruimte in onze steden moet worden heringedeeld. Dit geldt met name voor mobiliteit.

Het model van de autogerichte stad dat decennialang de overhand had, is vandaag de dag nog steeds grotendeels van kracht. Vervoersnetwerken zijn ontworpen om het automobilisten zo gemakkelijk en comfortabel mogelijk te maken om van A naar B te komen. We zijn zo gewend aan constant autoverkeer, files en vol geparkeerde straten dat we niet eens meer merken hoeveel ruimte auto’s eigenlijk innemen op de weg in onze steden.

De gemiddelde personenauto staat meer dan 23 uur per dag geparkeerd – niet alleen in de garage thuis, maar vaak ook langs de stoeprand. Wanneer ze worden verplaatst, worden particuliere voertuigen gemiddeld door 1,5 personen bezet. Als we kijken naar de benodigde ruimte, neemt een stilstaande auto 13,5 vierkante meter ruimte per persoon in beslag, tegenover slechts 1,2 vierkante meter per persoon voor een bus met een bezetting van 40 procent.

Wegruimte nodig

Zulke cijfers zijn indrukwekkend, maar ook een beetje moeilijk voor te stellen, toch? Om te visualiseren hoe de benodigde wegruimte verschilt per vervoerswijze, hebben we een animatie gemaakt in PTV Vissim en Viswalk.

Het laat 200 mensen zien die elk op een andere manier door een verkeerslicht gaan, wat betekent:

  • Gemiddeld 1,5 personen in 133 personenauto’s
  • 20 passagiers in 10 bussen
  • 40 passagiers in 5 trams
  • 200 fietsers
  • 200 voetgangers

De weg is voor alle vervoersmiddelen even breed – 3,50 m. Iedereen begint op hetzelfde moment te bewegen. Hoe beïnvloeden de verschillende ruimtevereisten in combinatie met de verschillende maximumsnelheden en acceleratievermogens de verkeersstroom? Welke groep is het snelst?

Als je ze naast elkaar legt, wordt duidelijk hoeveel ruimte de verschillende vervoerswijzen op de weg innemen. Terwijl auto’s meer dan een kilometer in de rij staan om 200 mensen te vervoeren, is de rij voor de tram slechts 197 meter lang, die voor de bus 134 meter en die voor de fiets 115 meter. De voetgangers verzamelen zich op een afstand van ongeveer 28 meter.

En hoe snel gaan ze over de eindstreep? Bussen en trams doen er slechts ongeveer 30 seconden over, gevolgd door voetgangers (ongeveer 40 seconden). Voor fietsers duurt het iets langer om iedereen op gang te krijgen, bijna 2 minuten. En de auto’s? Het duurt meer dan 4 minuten om de lange rij op te breken.

Hieruit blijkt niet alleen dat de auto met zijn gemiddelde bezettingsgraad aanzienlijk inefficiënter is dan andere vervoersmiddelen, maar ook wat de meeste pendelaars elke dag op overvolle wegen ervaren: De hoge ruimtebehoefte van één persoon in de auto in de dichtbevolkte stedelijke ruimte betekent dat de vroegere kracht van de auto vaak niet meer tot zijn recht komt, namelijk comfortabel en vooral snel de bestemming bereiken.

Het wordt duidelijk dat om de verkeerscongestie te verlichten en een duurzamere mobiliteit te bereiken, het openbaar vervoer en actieve vervoersmiddelen nog aantrekkelijker moeten worden. In deze context speelt de herverdeling van de ruimte op straat een belangrijke rol – een onderwerp waarbij simulatie overigens ook kan helpen.

De focus van auto’s naar mensen verleggen

PTV Vissim software helpt planners bij het implementeren van effectieve verkeersmaatregelen

Geef een reactie